cursussen

WICHELROEDE

Een wichelroede is een instrument dat bij wichelroedelopen wordt gebruikt. Daarbij wordt gewoonlijk een Y- of L-vormige tak gehanteerd, al zijn er ook wichelroedelopers die het zonder doen. Het wichelroedelopen is een praktijk die pretendeert verborgen waterbronnen, metalen, edelstenen of andere objecten in de bodem te kunnen opsporen, alsook wat als aardstralen wordt aangeduid.
Geschiedenis
In de 13e eeuw wordt de wichelroede al genoemd. Wichelroedes zijn in de eeuwen daarna vooral gebruikt voor het bepalen van de wil van de goden, het voorspellen van de toekomst (wichelarij), het aanwijzen van schuldigen bij rechtszaken enzovoorts. In de middeleeuwen wordt de wichelroede geassocieerd met de duivel, hoewel veel priesters ze gebruikten.
In de vijftiende eeuw duikt het gebruik van de gevorkte stok voor het vinden van erts voor het eerst op onder mijnwerkers uit het Duitse Harzgebied. In de volgende eeuw vinden veel van deze mijnwerkers werk in Engeland en brengen de wichelroede mee. Het zijn de Engelsen geweest die de wichelroede vooral zijn gaan gebruiken voor het vinden van water in plaats van erts. In 1659 wordt het gebruik van de wichelroede aangemerkt als satanisch door de jezuïet Gaspar Schott. In 1701 verwerpt de inquisitie het gebruik van de wichelroede bij rechtszaken. Tegen het einde van de achttiende eeuw, de tijd van de verlichting, wordt de wichelroede als een gewoon instrument beschouwd en niet langer het werk van de duivel.

Er wordt vooral naar water en ertsen gezocht met een wichelroede, maar volgens de beoefenaars kunnen er ook leylijnen mee gevonden worden. In Duitsland en omringende landen worden wichelroedes ook gebruikt voor het opsporen van aardstralen.

De wichelroede wordt gebruikt door sommige alternatieve genezers . Daarbij wordt uitgegaan van de aanwezigheid van stoorvelden in huis als oorzaak van ziekten. In dat opzicht is het te vergelijken met het Chinese Feng Shui. Met de wichelroede worden deze stoorvelden opgezocht teneinde deze te ontstoren, waarmee de ziekmakende invloed zou zijn weggenomen. Ook kan de wichelaar adviseren meubilair zoals het bed te verplaatsen zodat geen hinder van de aanwezige stoorvelden meer wordt ondervonden.


Soorten wichelroedes

Het materiaal waarvan de wichelroede gemaakt is, kan verschillen. Meestal wordt er koper of een kunststof gebruikt. Vroeger werd er veel gebruikgemaakt van een bepaald soort hout.
Er bestaan vele vormen wichelroedes, maar de meest voorkomende zijn de L-vormige en de Y-vormige.

Allemans wichelroede De L-vormige: dit zijn twee staafjes metaal die in een rechte hoek zijn omgebogen. Het ene deel van het staafje is ongeveer 10 centimeter lang en het andere deel is meestal tussen de 30 en de 40 centimeter. Ze worden aan het kortste eind vastgehouden en de ruimte tussen de handen is ongeveer 30 à 40 centimeter. De wichelroedeloper moet de lange einden horizontaal voor zich uit houden en de korte einden moet hij zodanig vasthouden dat de staafjes gemakkelijk in zijn vuisten kunnen draaien. Om de staafjes tijdens het lopen toch enigszins stabiel te kunnen houden, kan hij de horizontale uiteinden het beste wat naar beneden laten neigen. Bij het lopen moet de loper naar de uiteinden van de staafjes kijken (dit doet hij al vanzelf om het evenwicht van de staafjes te bewaren). Opeens kruisen de staafjes elkaar, of soms gaan ze ook wijd. Dit is dan de plek waarnaar gezocht wordt.
 
 
   
   

 

 


 

 



houten wichelroede
wichelroede van ijzerdraadDe Y-vormige: deze wichelroede bestaat uit één geheel die de wichelroedeloper in beide handen vasthoudt. Ook deze houdt hij horizontaal met de punt of de krul naar voren. Door de twee uiteinden vast te houden met de duimen naar buiten en hier een spanning op te houden, kan hij ermee werken. Hij houdt hem in de palm van zijn hand in evenwicht. Dit is ook wel de klassieke gevorkte tak. Tijdens het lopen kijkt de loper naar de punt. Opeens wil de punt naar beneden of naar boven en is de roede zelfs moeilijk tegen te houden. De automatische reactie wanneer dit gebeurt, is om de handen samen te knijpen. De bast van een houten wichelroede kan dan wel eens in de handen achterblijven.
De meest gebruikte wichelroede is de L-vormige, die ook wel allemanswichelroede genoemd wordt. Sommige wichelroedes hebben een opening waarin een voorbeeld gestopt kan worden van hetgeen men zoekt, zoals een stukje goud. Soms wordt dit op een andere manier bevestigd op de wichelroede.

Naast de wichelroede bestaan er ook de pendel, lecherantenne en biotensor of biosensor, welke een soortgelijke werking hebben. Er zijn ook variaties op de wichelroede, zoals een metalen staaf met 3 gewichten eraan (1 in het midden en 2 aan de einden) die gaat ronddraaien bij een positieve indicatie.

[bewerken] De mogelijke werking
Er zijn wichelroede-lopers die geloven dat er een wisselwerking is tussen de wichelroedeloper en zijn buitenwereld kunnen doen, bijvoorbeeld door onbewust waarnemen van elektriciteit, magnetisme of tellurische stroom, of dat ze anderszins paranormale gaven hebben.

Behalve het fysieke verklaringsmodel waarbij de 'oorzaak' van het bewegen van de wichelroede in 'beïnvloeding' door externe factoren zoals stralen wordt gezocht, wordt door een aantal beoefenaars de verklaring eerder gezocht bij een sturing van bewegingen vanuit het onbewuste in de zin die Carl Gustav Jung bedoelde met zijn theorie over synchroniciteit.

In een artikel in Nature (1986) stond de wichelroede bij de dingen die eerst als paranormaal werden beschouwd, maar waarvoor we nu een wetenschappelijke verklaring hebben[1]. Met name bij wichelroede lopen kan uitgelegd worden door te kijken naar informatie die we verkrijgen uit waarneming, door de verwachting waarbij de wichelroede onbewust het experiment beïnvloedt, en kansberekening.[1]

[bewerken] Ideomotor-effect
Skeptici en enige gebruikers van wichelroeden geloven dat de wichelroede geen eigen kracht heeft maar alleen kleine bewegingen van de handen versterkt via een fenomeen dat bekend staat als het ideomotor effect[2]: onbewust beïnvloedt onze geest ons lichaam zonder dat we ons er van bewust zijn. Andere ideomotorische bewegingen zijn bijvoorbeeld de onbewuste bewegingen van de gezichtsspieren.

Wichelroedes hebben allen één overeenkomst, het zijn instabiele constructies, die door het minste geringste zullen bewegen. Zowel bij de L-vormige als bij de Y-vormige wichelroedes is dit een door de wichelroedeloper niet opgemerkte (onbewuste) draaiing van de onderarmen. Voor de wichelaar lijkt het alsof de wichelroede bewogen wordt door een externe kracht, maar het is de wichelaar zelf die onbewust de wichelroede laat bewegen. In sommige gevallen pikken wichelroedelopers onbewust aanwijzingen op waar het gezochte zich bevindt. Uit experimenten blijkt dat de beweging van de wichelroede enkel en alleen van de verwachting van de wichelaar afhangt - als deze denkt dat er iets is dat de wichelroede uit laat slaan zal deze uitslaan. Of er werkelijk iets is blijkt niet ter zake te doen. Wel zijn wichelroedelopers waarschijnlijk gevoeliger dan andere mensen voor kleine, bijna onzichtbare aanwijzingen uit de omgeving of lichaamstaal van aanwezige personen, wat mede een verklaring is voor schijnbare successen. De successen zijn schijnbaar, omdat de wichelroede in dergelijke gevallen feitelijk achterwege gelaten zou kunnen worden. De wichelroedelopers letten gewoon beter op hun omgeving dan andere mensen. In India bijvoorbeeld kent men waterzoekers die wichelen met de blote hand.

Dit zou betekenen dat de wichelroede alleen maar de onbewuste kennis of waarneming van de wichelroede-loper beschikbaar maakt. Het ideomotor-effect is een aantoonbaar en goed onderzocht fenomeen, dat het wichelroedelopen (en het falen ervan onder gecontroleerde omstandigheden) volledig verklaart. Uit onderzoeken blijkt o.a. dat de wichelroede zal uitslaan wanneer mensen verteld wordt dat zich een waterleiding onder de grond bevindt terwijl dit niet zo is. Als er wel leidingen onder de grond zitten en de wichelroedeloper weet dit absoluut niet, slaat de wichelroede niet uit.

 

In München selecteerden Hans-Dieter Betz en andere wetenschappers eind jaren tachtig de beste 43 wichelroedelopers uit een groep van 500. In de test werd water door een pijp gepompt op de vloer van een schuur van twee verdiepingen. Voor elke test werd de pijp haaks op de waterstroom gedraaid; de wichelroedelopers werd gevraagd om aan te geven in welke richting de pijp lag. Gedurende 187 en 1988 deden ze 843 testen met deze op succes geselecteerde kandidaten en bij ten minste 37 van hen toonden geen vaardigheid bij het bepalen van de richting. De overgebleven 6 presteerden wel beter dan de kansscore, wat volgens de onderzoekers tot de conlusie leidt dat er wel iets achter wichelroedelopen zit.[6]

Vijf jaar na de publicatie van de resultaten in München gaven een professor in de fysiologie en een vooraanstaand skepticus aan dat bij analyse van de kansscore bij een grotere groep kandidaten er een statistische fluctuatie verwacht kan worden, en dat de resultaten uit München niet significant waren. Zij vonden de experimenten juist 'het meest overtuigende bewijsmateriaal dat wichelroedelopers niet kunnen doen wat ze claimen.'[7] Ze noemden de testen uit München "speciaal, onconventioneel en aangepast aan de situatie" en vervingen het met "meer gebruikelijke analyses".[8] Klaarblijkelijk was de beste wichelroedeloper gemiddeld 4mm (van 10 meter) dichterbij een middellijn gok, een dus 0,0004% beter. De auteurs van de test uit München reageerden: "op welke gronden kan Enright tot een geheel verschillende conclusie komen? Kennelijk is hun data-analyse te grof, en niet toegelaten"[9]. De bevindingen volgens de studie in München werd ook bevestigd in een publicatie van dr. S. Ertel,[10], een Duitse psycholoog die al eerder tussenbeide was gekomen in een controverse over het "Mars effect", maar Enright bleef bij zijn standpunt.[11]

In 2004 werd in Kassel (Duitsland) een onderzoek gedaan [12] door onderzoekers aan paranormale verschijnslen (Gesellschaft zur Wissenschaftlichen Untersuchung von Parawissenschaften (GWUP)). In drie dagen werd 30 wichelroedelopers gevraagd om van op 50 cm diepte begraven waterbuizen aan te geven waar er water stroomt en in welke richting. De stroomrichting kon via kranen beïnvloed worden. Alle wichelroedelopers hadden een verklaring ondertekend dat ze het eens waren met de proefopzet en dat het een eerlijke test van hun vermogens was, en dat ze een 100% resultaat verwachtten. De resultaten waren niet hoger dan de kansverwachting.

Sommige onderzoekers hebben onderzocht of er fysieke of gefysieke verklaringen zijn voor successen van wichelroedes. Een studie concludeerde dat wichelroedelopers gevoelig zijn voor een elektromagnetisch veld van 60 Hertz, en dat deze gevoeligheid niet optreedt als de nieren of het hoofd afgeschermd worden.[13]

[bewerken] Leylijnen en aardstralen
Het bestaan van leylijnen en aardstralen is niet wetenschappelijk aangetoond.